Hoewel de producent Union Swiss drie toch degelijk uitgevoerde onderzoeken wist te overleggen, zijn ze door de deskundigen van de ASA afgeserveerd wegens gebrek aan voldoende bewijs. Onze cosmetisch chemicus Johann Wiechers die betrokken was bij de bewijslast voor de claims achteraf, reageert dat het onterecht is. ‘Cosmetica moet je niet op farmaceutische wijze willen testen als de claim daar niet om vraagt. Het is toegepaste wetenschap, tests met vrijwilligers die smeren en hun bevindingen geven kunnen volstaan.’
Dit is wat wij hierover eerder meldden:
Volgens de deskundigen van ASA bestaat er geen enkel cosmeticum dat littekens kan verminderen. Als Bio Oil claimt dit dus wel te kunnen doen, moeten zij onderzoek overleggen dat aan de wetenschappelijke protocollen voldoet, dus moet het dubbelblind en placebo gecontroleerd uitgevoerd onderzoek zijn. Pas dan, zo zeggen de deskundigen, kun je zo’n toch serieuze claim ook pas serieus nemen. Bio Oil had wel mooi onderzoek uitgevoerd, maar het was niet dubbelblind placebo gecontroleerd. Wel kan er iets aan de huidkleur en de hardheid van het huidweefsel gedaan worden, zo zeggen de deskundigen en daarvoor is ook inmiddels genoeg bewijs van te vinden, door eenvoudig weg te masseren en met een hydraterend product te smeren. Op die punten voldoet de olie dan ook alleen.
Over de zichtbare vermindering van striae was de ASA ook duidelijk: het bewijs daarvoor was te mager. Uit het overlegde onderzoek met meetbare resultaten bleek er maar zeer weinig verbetering, het waren vooral de meningen van de deelnemende vrouwen zelf zorgden voor een hoge score in zichtbare verbetering. Dit laatste is te subjectief om serieus te nemen zo zegt ASA. Punt is dat eigenlijk alle cosmeticamerken hier altijd ruimschoots gebruik van maken om resultaten te overleggen: de mening van de deelnemer telt zwaar. Maar die mening is natuurlijk zwaar gekleurd door de vurige hoop, je wilt dat het werkt, dus je bent geneigd te geloven dat het werkt en daarnaast kan een lekker huidgevoel ook de waarheid vertroebelen.
Maar volgens Johann Wiechers hoeft hier helemaal niets mis mee te zijn, het is maar net wat het merk claimt.
Johann Wiechers vertelt ons:
‘De ASA is dus van mening dat als je een vrijwilliger in een studie vraagt of zijn of haar huidconditie is verbeterd door het gebruik van een product, dit bij voorbaat niet geloofwaardig is. Deze persoon zal – volgens de ASA – altijd het antwoord geven dat jij als onderzoeker wilt horen, het is subjectief. De ASA vindt een consumententest zoals Bio Oil die heeft uitgevoerd en waarop de claims zijn gebaseerd dus niet voldoende. In Amerika worden zeer vaak vragenlijsten aan proefpersonen gegeven en wordt het bewijs voor de effectivitiet middels dit soort lijsten verkregen. In Europa denkt men hier anders over. Hier gebruikt men liever meer objectieve waarnemingen zoals met behulp van meetapparatuur kan worden verkregen.
Een tweede zaak is dat er niet een dubbelblinde studie is uitgevoerd, maar iets dat je in vakjargon een single blind studie noemt. Bij dubbelblind placebo-gecontroleerde studies weet zowel de testgroep als de onderzoeker niet wat er waar gesmeerd wordt. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer je de ene helft van de proefpersonen het werkzame product laat smeren, terwijl de andere helft een ” nep” product krijgt, of wel een placebo. Maar in deze studie gebeurde iets anders. Aangezien Bio-Oil alleen iets over het product claimt en niet over één of meerdere van de ingrediënten (hierover later meer), werd er tegen onbehandelde huid getest. Je laat testpersonen het ene stuk van de huid met het product (het volledige product dus, niet alleen een ingrediënt daar uit) behandelen maar het andere stuk blijft onbehandeld. Omdat de mensen in de contrôle groep en de test groep dezelfde mensen zijn is een dubbelblinde studie nu niet mogelijk, want nu weet degene die smeert wel welke van de twee armen het product ontvangen heeft want dat heeft zij er zelf opgesmeerd. Een single-blind studie dus en dat is per definitie fout volgens de ASA.
De ASA is van mening dat de werkzaamheid van een product met een fundamenteel nieuwe werking alleen aangetoond kan worden met standaarden zoals die in de farmacie en de geneeskunde gelden, dus met dubbelblind placebo-gecontroleerd onderzoek. Maar als cosmetisch chemicus met verstand van claim substantiation zeg ik dat dat alleen relevant is als je de werkzaamheid van individuele werkzame stoffen wilt aantonen en daar ook claims op wilt zetten: ‘ingrediënt X zorgt voor….’, maar Bio Oil doet helemaal geen uitspraken over individuele stoffen en hun werkzaamheid, het doet alleen uitspraken over het totale product. Dat is uiteindelijk ook wat de consument koopt en dus interesseert.
De grondstofleveranciers testen hun ingrediënten heel netjes tegen een placebo, want die willen bewijzen dat hun ingrediënt werkt. Vervolgens kun jij als bedrijf (dat de potten, gevuld met deze ingrediënten, in de markt zet) dat ingrediënt in een crème stoppen maar dat betekent nog niet dat het ingrediënt werkt. Daarom moet jij als eindverwerker (het merk dus) bewijzen dat je eindproduct werkt. Het gaat niet om die werkzame stoffen alleen, het is het totale product inclusief de emulsifiers, het water, de vetten, et cetera.
Ik geef cursussen over claim substantiation en de hamvraag is altijd: ’Wat is je controle product?’ Een placebo of een stukje niet behandelde huid? En dat hangt af van je claim. Claim je dat je totale product werkt, dan moet je dat product testen tegen een product min het product, dus een onbehandelde huid. Claim je dat je ingrediënt werkt, dan moet je dat product testen tegen dat product min het actieve ingrediënt, een placebo dus. In alle gevallen kan dit het beste op de huid van dezelfde persoon gebeuren. ASA forceert Bio Oil nu om het product volgens de dubbelblinde placebo-gecontroleerde manier testen en te laten zien dat één of meerdere ingrediënten werken, terwijl Bio Oil dat helemaal niet wil claimen. Ofwel: ik moet dus bewijzen dat mijn Ferrari 300 km per uur kan rijden, terwijl ik alleen maar zeg dat de kleur van mijn Ferrari Ferrari-rood is. Waarmee dus volstaan kan worden met het kijken naar die auto en de kleur daarvan met die van een officieel Ferrari-kleurkaartje te vergelijken. Komen die kleur van mijn Ferrari en de kleur op het kaartje met elkaar overeen, dan is dat voldoende.
De cosmetica heeft dan wel te maken met actieve ingrediënten zoals farmacie ook, maar je communiceert het totaalproduct.
Het punt is vaak dat er geen cosmetisch chemici bij dit soort controle organen werkzaam zijn, en de mensen die er werken, vaak uit medische hoek, hebben er ook geen affiniteit mee. Ze zeggen gewoon: cosmetica werkt niet, en als het wel werkt moet het een geneesmiddel zijn. Dat houdt dus in dat je met ziekte bezig bent(!).
De interpretatie van wat een geneesmiddel doet en een cosmeticum, klopt naar mijn idee niet meer. Iemand die kaal wordt en een werkzaam cosmetisch product krijgt, is toch niet ziek? Kaalheid is toch geen ziekte? De huidige wetgeving is van vóór de tijd dat we de structuur van DNA hebben ontrafeld. Je ziet tegenwoordig zowel in de cosmetica als in de farmacie stoffen die op het DNA werken en dat hebben ze altijd gedaan, we hebben het alleen nooit geweten, zoals in geval van cosmetica. Worden al die cosmetica nu dan ineens geneesmiddelen? Het wordt tijd voor een herinterpretatie van de wetgeving.’