#metoo
In 2001 was ik op het Filmfestival van Cannes. We lunchten op het terras van het sjieke Eden Rock en een paar tafeltjes naast ons zat een monster van een man heel erg luidruchtig te zijn. Ik dacht nog: ‘Je zult er maar als vrouw naast moeten liggen.’
Dat was Harvey Weinstein.
Je kunt veel over die griezel zeggen, maar hij heeft onbewust wel een magistrale, internationale bekentenisgolf veroorzaakt. Onder de hasjtag #metoo kwam een stroom aan verhalen over ervaringen met seksueel misbruik op gang. In Nederland ging het deze week voornamelijk over journalist Jelle Brandt Corstius, die in het prille begin van zijn televisiecarrière tijdens zijn werk werd gedrogeerd en werd gedwongen tot orale seks.
Dat hij zijn verhaal vertelde in Trouw en in DWDD vond ik van grote moed getuigen.
Een herinnering die voorrang had
Ook ik wilde op deze plek aandacht besteden aan #metoo. Maar vanuit een ander perspectief. Dit naar aanleiding van wat Jessica Durlacher in de Volkskrant had geschreven over de zaak Weinstein en de reacties daarop: ‘Zonder het te kunnen goedkeuren of zelfs maar gedogen: dit exces is ook het vuile bijproduct van de geestelijke en fysieke menselijke elektriciteit die seks is. En zonder al dan niet virtuele macht of spanning is seks geen feest (als er al seks is).’
Omdat ik op BeautyJournaal regelmatig over erotiek schrijf, vond ik dat een interessante invalshoek voor een column. Maar wat ik ook probeerde, ik kreeg niet de inspiratie die ik nodig had om er iets zinnigs over te schrijven. En toen vanuit mijn onderbewustzijn borrelde een herinnering naar boven en realiseerde ik me dat die herinnering voorrang had.
Harmen viel op jonge mannen
In de tweede helft van de jaren zeventig werkte ik als 20-jarige popjournalist bij de Hitkrant, die werd uitgegeven door Jongerenmedia bv, waartoe ook Muziekkrant OOR behoorde. Eind 1978 werd Jongerenmedia bv overgenomen door Elsevier-dochter Folio Groep. De directeur van die club had furore gemaakt als baas van de Weekbladpers in een tijd dat Vrij Nederland nog het belangrijkste tijdschrift van Nederland was. Hij viel op jonge mannen. En dat stak hij niet onder stoelen of banken.
Hij droeg een sjaaltje om zijn nek
Op een dag werd ik uitgenodigd om bij hem thuis te komen eten. Ik vond dat machtig interessant. De directeur die mij ontbood in zijn privé-domein. Dan moest ik wel heel erg belangrijk zijn! Die bewuste avond werd ik door zijn vriend, die ook dienst deed als chauffeur en kok, opgehaald van mijn werk en naar de Rietveldvilla in Ilpendam gereden. De heer des huizes ontving me met twee glazen wijn. Hij droeg een sjaaltje om zijn nek. Vervolgens ging de vriend de keuken in en namen wij plaats aan de grote salon- annex eettafel.
Toen moest het eten nog komen
Het gesprek begon over mijn artikelen, die hij uitvoerig had gelezen, en waar nog wel wat aan te verbeteren viel. Het is bizar, maar 40 jaar na dato weet ik nog precies wat hij zei en hoe hij het zei: ‘Maar je hebt wel talent. En daar komt nog bij dat alle deuren voor een mooie jongen als jij open gaan.’ Op dat moment wilde ik al naar huis toe. En toen moest het eten nog komen. Het hoofdgerecht bestond uit lamsschouder en schorseneren, een groente waar ik nog nooit van had gehoord, maar die me daarna altijd bij zou blijven.
Schorseneren & Ilpendam.
De vriend liet zich alleen zien toen hij het eten opdiende en afruimde. En al die tijd sprak hij en luisterde ik niet. Ik wilde naar huis toe, gaf ook een paar keer aan dat het tijd was om te vertrekken. Maar daar werd steeds ontwijkend op gereageerd. Totdat het zo laat werd dat er geen trein meer reed en ik het bange gevoel kreeg dat de vriend het pand had verlaten. En de auto had meegenomen.
Mijn maag draaide om
Het was na middernacht dat ik in de slaapkamer van onze directeur stond in mijn onderbroek en T-shirt. Hij had een zijden pyama aangetrokken en mijn maag draaide om toen ik hem zag. Hij was dik en man en ik hield van slank en vrouw. Hij vroeg of hij mijn hand vast mocht houden in bed. Daarvoor had ik hem verteld dat ik niet wilde dat hij me aanraakte, maar die vraag van hem luchtte me op.
En zo lag ik tot ‘s morgens vroeg klaarwakker in een veel te warme, benauwde slaapkamer, terwijl mijn hand ruste in een tot vleesgeworden softbal-handschoen. Een hand die al groot was, maar die in mijn gedachten steeds groter werd.
Als loser achter mijn bureau
Toen ik met kloppend hart wakker schoot, was de directeur al naar zijn werk en werd ik door de vriend naar de Hitkrant-burelen gereden. Ik was de avond daarvoor als winnaar naar Ilpendam gegaan en nu zat ik als loser achter mijn bureau. Er was in feite niets gebeurd, maar toch voelde ik me smerig en minderwaardig. Want ik had het allemaal laten gebeuren.
Ik ook. Of niet? Wanneer kun en mag je ‘ik ook’ zeggen? Ik denk aan wat Jessica Durlacher van de week ook in de Volkskrant schreef: ‘Als iemand zijn ware banale hongerige gezicht toont, kan dat, als er geen verliefdheid in het spel is, onwillekeurig een soort dedain impliceren voor je intelligentie, je identiteit, je integriteit.’
Mooie wijze woorden. Want zo voelde ik het. Veertig jaar geleden.
Fotocredits: Joep Bruijnje