Vandaag ontvingen wij het rapport van het OMT dat advies geeft aan de regering over de te volgen stappen in de corona crisis. Hierin is ook een alinea opgenomen over de zogeheten contactberoepen, zoals die van de schoonheidsspecialiste, kapper etc.
Wij kopieren hier stukken uit dit verslag, om jullie zelf op de hoogte te kunnen brengen. Eerst de algemene situatie op dit moment en onderaan het stuk over contactberoepen:
‘Op 20 april 2020 riep het Centrum voor Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM een OMT bijeen om opnieuw te adviseren over de situatie rondom de COVID-19-uitbraak. Naast de vaste OMT-leden – vertegenwoordigers van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB), de Nederlandse Vereniging voor Internist-Infectiologen (NVII), de Vereniging voor Infectieziekten (VIZ), de Nederlandse Vereniging van Medische Microbiologie (NVMM) en het Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding (LOI) – waren er leden van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC), de Vereniging van de Specialisten Ouderengeneeskunde (Verenso) en de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) aanwezig, evenals een regionaal arts-consulent, een vertegenwoordiger van het referentielaboratorium, diverse vertegenwoordiger van centra van het RIVM en andere specialisten (internist-infectioloog, viroloog, artsen-microbioloog, epidemioloog).
Achtergrond
Op 27 februari jl. werd de eerste patiënt met COVID-19 in Nederland gediagnosticeerd. Tot 20 april jl. zijn er wereldwijd 2.355.853 patiënten met COVID-19 gemeld, van wie 947.693 in Europa. Wereldwijd zijn 164.656 patiënten overleden, van wie 99.232 in Europa. Tot 20 april jl. zijn er in Nederland 33.405 patiënten met laboratoriumbevestigde COVID-19 gemeld, waarvan 9.779 personen werden opgenomen in het ziekenhuis; in totaal zijn 3.751 personen met een bevestigde SARS-CoV-2-infectie overleden.
Aanleiding OMT en doelstelling
Tijdens de laatste OMT-bijeenkomst d.d. 14 april 2020 is de transitiestrategie voor versoepeling van maatregelen besproken. Het OMT komt periodiek bij elkaar voor de opvolging van acties en advies op nieuwe vragen van ministeries.
Het OMT stelt zich als doel vervolgadviezen te geven over de effecten van de maatregelen die tot op heden zijn ingesteld en over de effecten op de volksgezondheid van de eventuele versoepeling van sommige maatregelen. De drie pijlers zoals benoemd door het kabinet zijn hierin richtinggevend:
- een acceptabele belastbaarheid van de zorg; ziekenhuizen moeten goede zorg aan zowel COVID-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere zorg kunnen leveren; de nu uitgestelde, planbare zorg moet op korte termijn weer kunnen worden opgestart;
- het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
- het zicht houden op en het inzicht hebben in de ontwikkeling van de verspreiding van het virus.
B. Actuele situatie
Verloop van de epidemie
Opnieuw is het OMT geïnformeerd over het verloop van de epidemie en de resultaten van de modellering. Het gemiddeld aantal contacten tussen mensen in Nederland is vergelijkbaar met de afgelopen 2 weken. In vergelijking tot 2017 is het aantal contacten daarentegen met 63-74% afgenomen. Ook het beeld van de mobiliteitsdata van Google ondersteunt de sterke afname in mobiliteit van de Nederlandse bevolking. Dit is een sterke indicatie dat de ingestelde maatregelen opgevolgd worden.
Het effectieve reproductiegetal (Rt) van de epidemie is op basis van de modellen, waarbij de eerste ziektedag van opgenomen patiënten als uitgangspunt is genomen, sinds 16 maart kleiner dan 1. Ook dit is een indicator dat de ingestelde maatregelen effectief zijn. Echter, een betrouwbare schatting van de meest actuele Rt is voor de laatste dagen niet te geven vanwege rapportagevertraging die inherent is aan dit soort registraties.
Prognose ziekenhuizen en IC
Het aantal nieuwe ziekenhuis- en IC-opnames laat een duidelijke daling zien die naar verwachting zal doorzetten onder de huidige maatregelen. Daarmee komt een IC-bezetting van 700 COVID-bedden naar verwachting rond 1 mei in beeld.
COVID-19 en rol van kinderen
Er zijn voorlopige resultaten van verschillende onderzoeken en surveillancedata gepresenteerd aan het OMT. Hoewel deze onderzoeken nog niet afgerond zijn en er nog beperkte surveillancedata beschikbaar zijn, impliceren deze dat het verloop van de infectie onder kinderen die ziek worden, mild is. Kinderen krijgen minder vaak klachten en worden relatief minder vaak opgenomen voor COVID-19 dan volwassenen. Ook lijken kinderen met onderliggende medische problematiek geen groter risico te lopen op een ernstig beloop van COVID-19 dan gezonde kinderen. Van alle gemelde COVID-19-patiënten heeft amper 1% de leeftijd onder de 20 jaar, terwijl deze leeftijdsgroep circa 22% van de gehele bevolking uitmaakt. Kinderen zijn dus ondervertegenwoordigd in de patiëntenpopulatie. Dit wordt ondersteund door de eerste resultaten van een seroprevalentieonderzoek (follow-up PIENTER 3). Uit dit onderzoek blijkt dat in de bevolkingsgroep tot 20 jaar het laagste percentage met antistoffen tegen COVID-19 gevonden wordt. Ook lijkt de verspreiding vanuit kinderen niet groter te zijn dan vanuit volwassenen; er zijn aanwijzingen dat deze kleiner is.
Uit modelleringswerk blijkt dat het openen van de kinderopvang en de basisscholen waarschijnlijk niet zal leiden tot aanzienlijke extra ziektelast en belasting van de zorg. Door het openen van de kinderopvang, de basisscholen en het speciaal onderwijs wordt er wel meer transmissie verwacht onder kinderen en hun ouders. Echter, de verwachting is dat dit niet veel extra zorg en ziekenhuisopnames tot gevolg heeft.
C. Het advies
1. Transitiestrategie
Sinds half maart 2020 zijn ingrijpende maatregelen genomen om de verspreiding van het coronavirus in Nederland tegen te gaan. De vraag is of, en zo ja in hoeverre, de samenstelling van het pakket aan maatregelen aangepast kan worden. De transitie vereist een afweging van de gevolgen op de cure, care en algemene volksgezondheid, de mate van verstoring van de maatschappij en de bewegingsvrijheid van de bevolking, en de economie. Binnen al deze domeinen, die in maatregelen gewogen en samengebracht moeten worden, buigt het OMT zich over de gevolgen van versoepeling van maatregelen voor de volksgezondheid.
Het doel van de transitiestrategie is de voortgang van de uitbraak te controleren, kwetsbare personen te beschermen en de negatieve gevolgen voor de zorg en de maatschappij te beperken. Dit beleid zal naar verwachting voortgezet moeten worden totdat er een preventief vaccin is dat bescherming biedt tegen het coronavirus of tot de behandelmogelijkheden van de infectie dusdanig verbeteren dat minder of kortere ziekenhuisopnames nodig zijn en er meer doorstroming en minder belasting van de IC’s optreedt. De verwachting is nu dat het nog minstens een jaar en mogelijk langer zal duren tot dat het geval is.
Het is belangrijk dat de gezondheidszorg in Nederland mogelijk blijft op een kwalitatief goed niveau en dat de kwetsbaren in de samenleving zoveel als mogelijk beschermd worden. Voor de zorg betekent dit praktisch gezien dat een deel van de voorheen gebruikelijke IC-capaciteit gereserveerd moet kunnen worden voor COVID-19-patiënten, d.w.z. nádat de nu sterk opgeschaalde IC- capaciteit tot het niveau van voor de COVID-19-uitbraak teruggebracht is. Bij een IC-opnameduur van circa 3 weken betekent dit dat er dagelijks ruimte is voor maximaal 25-30 nieuwe IC-opnames door COVID-19.
Kortom, de komende tijd moet de balans gevonden worden tussen het beheersen van het virus enerzijds en het zomin mogelijk laten verstoren van de samenleving anderzijds. Het risico op te brede of te snelle verspreiding van het virus kan worden beperkt door vooraf – zo goed mogelijk – in te schatten wat het effect is van wijziging van het maatregelenpakket en vervolgens de effecten zo goed mogelijk te monitoren en bij te sturen.
Essentieel is dat de maatregelen breed draagvlak hebben en haalbaar blijken in de maatschappij en opgevolgd worden.
1.1 Doelen transitiestrategie
Het OMT adviseert de doelen van het transitiebeleid als volgt vast te stellen:
- Zorg dat het virus niet verspreidt onder kwetsbare personen teneinde het aantal mensen dat ernstig ziek wordt, opgenomen moet worden in het ziekenhuis of komt te overlijden zoveel mogelijk beperkt blijft.
- Zorg dat het zorgsysteem niet overbelast wordt door COVID-19-patiënten en borg voor hen en voor de niet-COVID-19-patiënten toegang tot kwalitatief goede basiszorg en IC-zorg, de IC-bezetting voor COVID-19 dient terug te zijn gebracht naar circa 700 bedden, naar verwachting is dit zo rond de eerste week van mei.
- Beperk zoveel mogelijk de schadelijke gevolgen van maatregelen voor de bevolking en maatschappij.
- Behoud breed draagvlak voor de maatregelen onder de bevolking.
1.2 Onzekerheden
Er is nog veel onzeker over de karakteristieken van het coronavirus en over het effect van de maatregelen om verspreiding tegen te gaan. Kennis die noodzakelijk is voor een wetenschappelijke onderbouwing van interventies ontbreekt goeddeels. Het is niet mogelijk om op basis van wetenschappelijke bewijzen een strategie uit te werken om de maatschappij weer te openen zonder dat dit zou kunnen leiden tot een mogelijk onbeheersbare verspreiding van het virus.
Het OMT acht het essentieel dat deze hiaten zo snel mogelijk worden opgelost, zodat advisering over het beleid op solide wetenschappelijke inzichten is gebaseerd. Bij gebrek aan kennis baseert het OMT zich op de nu beschikbare (maar noodzakelijkerwijs beperkte) gegevens en literatuur, vergelijking met kennis van andere respiratoire infecties, mathematische modellering en het bijstellen van de berekeningen zodra nieuwe gegevens beschikbaar komen. Het is daardoor vooraf niet met zekerheid aan te geven wat het effect zal zijn als maatregelen versoepeld of opgeheven worden. Dit betekent ook dat het versoepelen of opheffen van maatregelen gepaard gaat met een onzeker risico op toename van de verspreiding van het virus. Echter, gezien de zeer grote sociale, financiële en economische gevolgen van de maatregelen kan niet gewacht worden tot alle hiaten in de kennis zijn opgelost alvorens de samenleving tenminste deels weer op gang gebracht kan worden. Daarbij vraagt COVID-19 om inzet van zorgcapaciteit die ook op andere wijze ingezet zou kunnen worden – hoe dit gewogen moet worden is nog onzeker.
Het bovenstaande betekent dat de leden van het OMT op basis van best available evidence en expert opinie adviseren.
1.3 Voorwaarden voor versoepeling
Het OMT adviseerde op 6 april jl. dat maatregelen gecontroleerd en geleidelijk versoepeld of opgeheven kunnen worden op het moment dat voldaan wordt aan onderstaande set van voorwaarden:
- Het aantal ziekenhuisopnames van COVID-19-patiënten is geruime tijd gedaald (equivalent met een reproductiegetal Rt kleiner dan 1, zoals berekend op basis van IC- en ziekenhuisopnames).
- Het zorgsysteem is niet langer overvraagd en heeft de kans gekregen zich te herstellen, m.a.w. de basiszorg voor alle aandoeningen is hersteld en de IC- capaciteit is terug op het niveau van vóór de uitbraak van COVID-19.
- Er is voldoende testcapaciteit t.b.v. systematisch testbeleid, de consequenties hiervan zijn doordacht, en er zijn voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar om beleid uit te voeren;
- Er zijn voldoende capaciteit en mogelijkheden voor bron- en contactopsporing beschikbaar.
- De effecten van wijziging van het maatregelenpakket kunnen nauwgezet worden gemonitord, zodat eventuele nadelige gevolgen zo snel als mogelijk vastgesteld worden.
1.4 Compliance met maatregelen
Het OMT benadrukt dat het van groot belang is dat de afgesproken maatregelen opgevolgd blijven worden en stelt zich voor dat het een uitdaging zal zijn om gedragsverandering voor een langere tijd vast te houden. Maatregelen moeten haalbaar zijn en een breed draagvlak hebben onder de bevolking, maar tegelijk ook handhaafbaar zijn. Het OMT stelt vast dat strakke communicatie essentieel is en adviseert hierbij gedragswetenschappelijke inzichten te blijven betrekken.
Mochten maatregelen te snel losgelaten worden of onvoldoende worden opgevolgd, dan kan het noodzakelijk zijn opnieuw verregaande maatregelen te nemen om de epidemie weer onder controle te krijgen.
1.5 Maatregelen voor de langere termijn
Het OMT is van mening dat essentieel blijft dat de algemene hygiënevoorschriften naast de 1,5 meter afstand gehanteerd worden en dat mensen met klachten thuisblijven, ook als het om lichte klachten gaat, totdat zij minimaal 24 uur volledig klachtenvrij zijn of tenzij een test uitwijst dat zij geen COVID-19 hebben. Ook huisgenoten van mensen met ernstiger klachten blijven thuis. Deze maatregelen zijn zeer effectief en leveren de belangrijkste bijdrage aan het tegengaan van de verspreiding van het virus.
1.6 Maatregelen voor de middellange termijn
Het OMT verwacht dat het om de epidemie te beheersen en kwetsbare personen te beschermen in aanvulling op bovengenoemde maatregelen voorlopig noodzakelijk zal zijn dat iedereen fysieke contacten zoveel mogelijk beperkt door zoveel mogelijk 1,5 meter afstand te houden.
2. Specifieke vragen
Het OMT heeft van verschillende ministeries en sectoren een groot aantal vragen en voorstellen voor protocollen ontvangen. Het OMT boog zich vandaag 20 april over de meest urgente vragen. In de periode na 20 april volgt de nadere uitwerking van de resterende vragen.
En dan het stuk over de maatregelen voor de contactberoepen:
2.4 Contactberoepen
• Welk effect heeft het terugdraaien van het verbod tot het uitoefenen van de contactberoepen en welke uitgangspunten moeten hierbij in acht worden genomen? Kan dit voor alle contactberoepen tegelijk of moet, gelet op de aantallen, een volgorde worden gehanteerd?
OMT-advies:
• Het OMT is van mening dat het risico voor de volksgezondheid beheersbaar isin het geval van beroepsgroepen die normaliter gebruik maken van beschermingsmiddelen, zoals tandartsen en mondhygiënisten. Er is binnen het OMT nog geen consensus over de vraag of het verantwoord is om het verbod op het uitoefenen van de overige contactberoepen op te heffen. Het knelpunt hierbij is de onduidelijkheid over de rol van presymptomatische besmetting in deze setting, en – in verband hiermee – de noodzaak van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen buiten de zorg. Dit vraagstuk wordt verkend in een afwegingskader dat wordt opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde. Het komt volgende week beschikbaar en wordt in het eerstvolgende OMT besproken.