Ik beluister een podcast van de Amerikaan Peter Attia over gezondheid en ziekte. Hij is expert op het gebied van longevity (lang gezond leven). Bere interessant want hij maakt heel helder dat gezondheid vooral betekent dat je zo lang je leeft de grote gevaarlijke ziekten kunt uitstellen, want als je ze eenmaal hebt, is het pappen en nathouden. Je begeeft je dan al op de dunne lijn.
Uit groot onderzoek onder 100 jarigen (New Engeland centarian studie, lees!) blijkt namelijk dat er binnen die groep van stokoude mensen uitstellers zijn, vertragers en overlevenden – van chronische (in potentie dodelijke) ziekten.
De grootste groep binnen de studie waren de mensen die zo lang mogelijk het überhaupt krijgen van ziekte wisten te voorkomen, de uitstellers dus. Deze groep heeft ook de langste kwaliteit van leven. Omdat ze tot op relatief hoge leeftijd zonder ziekte leven. Men zegt wel: hoe ouder je bent geworden, hoe langer je ook in gezondheid geleefd hebt.
Van sick-care naar health-care
De moderne geneeskunde is er vooral op gericht op mensen die al ziek zijn zo lang mogelijk in leven te houden, het is echt geen intelligente zienswijze en daar komen we ook steeds meer achter. Preventie is echt waar het om draait in de gezondheidsleer. Het roer moet zo ontzettend om, ook vanuit de farmaceutische industrie. Hoe kun je voorkomen dat mensen ziek worden.
Preventieve screening
Want ik begrijp van Attia dat als je eenmaal uitgezaaide kanker hebt bijvoorbeeld je overlevingskansen sinds de jaren zeventig maar nauwelijks zijn toegenomen, bottom line wellicht met 5%. Daarom is screening ook nuttig, want hoe vroeger je het ontdekt, hoe hoger de overlevingskansen. Nadeel is wel dat de geneeswijzen die je traditioneel aangeboden worden vaak zo vernietigend op zichzelf al zijn dat het ook vraagtekens oproept, ook bij vroege opsporing.
Onze huidige gezondheidszorg, eigenlijk overal ter wereld nu, werkt door een ziekte te diagnosticeren en er dan een behandeling voor te geven. Ook het financiële systeem dat opgebouwd is rond zorgvergoeding gaat over codes voor ziekte, waar dan een vergoeding aan hangt. Het is een persvers systeem in zichzelf.
Het wordt veel intelligenter om naar risico te kijken, risico op het krijgen van een ziekte. In zijn podcast noemt hij vijf testen die hij belangrijk acht op de risico’s te analyseren:
De LPa test
Een verhoogd LP(a) is een genetische risicofactor voor hartaandoeningen en beroertes.
Lp(a) betekent lipoproteïne(a), en wordt lipoproteïne “kleine a” genoemd. Het is een belangrijke risicofactor voor hartaandoeningen en beroertes. Lange tijd werd het niet goed begrepen, vandaar dat er weinig over werd gepraat en gedeeld, maar dat verandert nu en snel.
Lp(a) wordt aangemaakt in je lever en zorgt voor versnelde aderverkalking en ontstekingen in de vaten. De hoogte van je LP(a) niveau is genetisch bepaald en kan niet worden beïnvloed door aanpassingen in je leefstijl. Heb je op relatief jonge leeftijd al behoorlijke aderverkalking en zijn er geen traditionele risicofactoren die dit veroorzaken, vraag je arts dan om je LP(a) te laten testen.
APoE4 genotype
Dit wordt in verband gebracht met een check op je risico om Alzheimer te krijgen. Internationaal is hier al aandacht voor, in Nederland is men terughoudend. Op de website van Richtlijnendatabase.nl lees ik dat het momenteel nog te weinig zin heeft, omdat er geen adequate behandelingsprotcollen op afgestemd zijn. Tsja.
Ook de stichting Alzheimer zou van mening zijn dat de opsporing van het gen niet opportuun is omdat het feit dat je drager van het gen kan zijn, niet zegt dat je het ook krijgt. De zorgen erom worden navenant hoog. Bovendien kan het ook nog zo zijn dat je beschikt over genen die het risico erop weer teniet doen. Maar bottom line blijft de boodschap het niet voortijdig te testen is omdat er geen genezende behandeling is. Echter zijn sommige vrouwen ervan overtuigd dat hormoonvervangende therapie hen gaat helpen tegen Alzheimer.
Een test van je genen en hun gevoeligheden kun je hier bestellen, maar wees je bewust van de risico’s die je neemt bij een uitslag. Het kan je meer zorgen geven, meer stress en meer onduidelijkheden. Het UMC Utrecht reageerde onlangs kritisch op de uitslag over borstkanker risico in deze test, en dat lees je hier.
LDL-P test cholesterol
LDL is het zogenoemde slechte type cholesterol. Standaard wordt alleen hierop een LDL-C test uitgevoerd. Men meet dan de concentratie van cholesterol die is gekoppeld aan de LDL-deeltjes, maar niet de concentratie LDL in het bloed – daarvoor heb je een LDL-P test nodig. Ik haal hierbij een bron aan van Keto.nl waarin verwijzingen staan naar wetenschappelijke onderzoeken. Het is mij volstrekt onduidelijk waarom er niet standaard de LDL-P test wordt gedaan.
Het eerste punt, dat verschillende manieren LDL kan worden gemeten, is belangrijk om aan te stippen. Voor vele jaren is de standaardtest om LDL te meten de LDL-C test, waarbij de concentratie cholesterol die gekoppeld is aan LDL-deeltjes wordt gemeten.
Uit onderzoek blijkt dat de LDL-P test, waarbij het aantal LDL-deeltjes in het bloed wordt gemeten, een betere indicatie geeft wat betreft het risico op hart- en vaatziekten (11).
Deze aannames worden nogmaals bevestigd in een ander onderzoek waarbij de resultaten uitwijzen dat de groep met het hoogste risico op aandoeningen aan het hart of vaatstelsel een hoog LDL-P en een hoog LDL-C hadden. De groep met het laagste risico had juist een laag LDL-P met een hoger LDL-C (12).
De onderzoeken hebben aangetoond dat het aantal LDL-deeltjes de belangrijkste risicofactor is, de LDP-P score dus. Door te meten hoeveel LDL-deeltjes zich in jouw bloedstroom bevinden, en hoe groot ze zijn, kun je bepalen hoe het gesteld is met de conditie van jouw cholesterol.Het gaat er dus niet om hoeveel cholesterol je hebt, maar het gaat om het aantal LDL-deeltjes dat zich bevindt in jouw bloedsomloop.
Bovenstaande bevindingen suggereren dus dat LDL-P een preciezere indicatie geeft wat betreft mogelijke hart- en vaatziekten, dan dat de totale LDL score geeft. Overigens wil dit niet zeggen dat LDL-C geen waarde heeft als indicatie voor hart- en vaatziekten. In een ideaal scenario zijn beide scores (LDL-P en LDL-C) laag (13).
Het tweede punt is dat er verschillende types LDL zijn en zij hebben verschillende uitwerkingen op de gezondheid. Het is daarom lastig om aan de hand van de LDL-C score een precieze inschatting te doen over de gezondheidsrisico’s die een persoon loopt.
OGTT test voor insuline
Het gaat hierbij om de glucosetolerantietest. Een gtt (glucosetolerantietest) laat zien hoe je lichaam reageert als je glucose binnenkrijgt. Insuline is een hormoon dat ervoor zorgt dat uw lichaam glucose kan opnemen in de cellen. Insuline wordt gemaakt door speciale cellen in de alvleesklier. Als je te weinig insuline aanmaakt, komt de glucose niet in je lichaamscellen. Daardoor blijft er te veel glucose (suiker) in je bloed.
De suikerspiegel in het bloed (ook glucosespiegel genoemd), wordt geregeld door een aantal hormonen. Insuline is hiervan de belangrijkste. Als de suikerspiegel stijgt, door het eten of drinken van suikerbevattende stoffen, zorgt insuline ervoor dat de bloedsuiker niet te veel stijgt.
Suikerziekte, of een voorstadium daarvan, kenmerkt zich door het feit dat er onvoldoende insuline wordt gemaakt en dus de suikerspiegel onvoldoende daalt na eten of drinken. Dit kan gestandaardiseerd onderzocht worden door de glucosespiegel te meten na inname van een vaste hoeveelheid suikerwater. Omdat dit meer tijd vergt dan een bloedtest via de dokter, is dit dus geen standaard test. Wees je daarvan bewust als je een glucosetest laat doen.
Insuline resistentie kan de volgende klachten geven:
- Futloosheid.
- Extra vetopslag in de buikstreek.
- Droge mond (veel dorst)
- Duizeligheid of desoriëntatie.
- Veel trek in zoetigheid.
- Veel moeite met afvallen.
- Appelvormig figuur.
De ALAT of ALT test
Deze test bepaalt de hoeveelheid van het enzym ALAT in bloed. Een enzym is een eiwit dat cellen helpt om een bepaalde stof om te zetten in een andere stof. ALAT is vooral in de lever aanwezig. Kleinere hoeveelheden komen voor in de nieren, het hart en in spieren.
ALAT (Alanine-Amino-Transferase) en ASAT (Aspartaat-Amino-Transferase) zijn enzymen die hoofdzakelijk voorkomen in levercellen. Als levercellen beschadigd zijn, lekken de enzymen weg uit de lever. Er ontstaat dan een verhoogd gehalte van ALAT en ASAT in het bloed. Je lever is een belangrijk ontgiftingsorgaan. Bij standaardtesten bij de huisarts wordt ALAT wel meegenomen overigens.